Home
 
Cursussen /rubriek/
streepjes

Leren > Cursus > Sociale vaardigheden > Omgaan met bijzondere mensen > Slechthorende en dove mensen

Omgaan met slechthorende en dove mensen

Omgaan met bijzondere mensen

Doofheid betekent veel meer dan 'niet kunnen horen'. Doofheid betekent afgesneden zijn van een heel belangrijke menselijke eigenschap: interactie door gesproken taal. Niet alleen horen is voor doven een probleem, maar ook gehoord worden.

Wie vanaf de geboorte niet hoort, heeft moeite met taalverwerving. Leren spreken is moeizaam, maar ook het aanleren van de taal zelf. Taal leer je nu eenmaal voor een groot deel passief, door te luisteren wat anderen zeggen en hoe ze het zeggen. Taalachterstand leidt vaak tot kennisachterstand. Doven moeten veel meer moeite dan horende mensen om kennis en informatie op te doen.

Mensen die pas doof zijn geworden nadat ze hebben leren spreken, hebben minder problemen om zich verstaanbaar te maken en ook minder problemen met het begrijpen van taal, en dus met het opdoen van kennis en informatie.

Ten slotte zijn er nog mensen die niet geheel doof, maar slechthorend zijn. Slechthorendheid is er in allerlei varianten. Er zijn mensen die bepaalde frequenties niet horen, waardoor een gedeelte van al het geluid wegvalt. Anderen horen wel alle frequenties, maar alleen heel zacht en met veel ruis. Ook voor slechthorenden geldt dat zij vanaf de geboorte of pas op latere leeftijd minder zijn gaan horen. Dus ook bij slechthorenden is er een verschil in de mogelijkheden voor taalbeheersing.

Veel doven kiezen ervoor zich vooral te begeven tussen andere doven. De dovenwereld is voor hen veel toegankelijker en herkenbaarder. Ook is het daar soms makkelijker dingen te leren dan in de horende wereld. Maar de dovenwereld is een kleine wereld, en wie zijn volledige mogelijkheden wil benutten is ook aangewezen op functioneren in de 'gewone' wereld.

Communiceren met doven en slechthorenden

  1. Doven zijn afhankelijk van visuele informatie. Daardoor missen ze boodschappen die alleen in geluid worden overgebracht, bijvoorbeeld omroepberichten op het station. Zij hebben tril- en flitssignaleringen nodig om geattendeerd te kunnen worden, bijvoorbeeld als de telefoon gaat of een bel.
  2. Doven zijn meestal goed in het begrijpen van lichaamstaal. Maar lichaamstaal is soms indirect of dubbelzinnig. Het is lastig om alleen uit visuele signalen op te maken of iemand geërgerd, onaardig of gestrest is. Let erop dat je je emoties ondubbelzinnig duidelijk maakt. Daarmee geef je de dove de gelegenheid daar adequaat op te reageren.
  3. Impliciete gedragingen en boodschappen zijn voor doven lastig op te pikken, bijvoorbeeld dat je bepaalde dingen niet zomaar hardop zegt. Sommige dingen worden in de horende wereld op fluistertoon gezegd omdat het taboes zijn of omdat ze geheimzinnig zijn. Een dove kan wel eens de plank misslaan omdat hij dat niet in de gaten heeft.
  4. Je kunt een dove op de schouder tikken om aandacht te vragen. Doe dit wel met beleid. Iemand kan zich bedreigd voelen of het als grensoverschrijding ervaren om steeds weer aangeraakt te worden. Vooral bij jongeren in de pubertijd kan dit een probleem zijn. Benader de dove niet onopgemerkt van achteren. Hij of zij hoort je niet aankomen en zal schrikken.
  5. Wees je bewust van informatie die zich verspreidt in de wandelgangen. Dit is de informatie die door doven en slechthorenden snel wordt gemist. Heb je met een dove in je omgeving te maken (werk, studie, vriendenkring etc.), vraag je dan regelmatig af of de informatie waarover jij beschikt de dove wel heeft kunnen bereiken. Zo niet, stuur dan even een mailtje met de afspraken of de laatste stand van zaken.
  6. Realiseer je dat voor doofgeboren mensen Gebarentaal hun eerste en natuurlijke taal is, en dat gesproken en geschreven Nederlands voor hen een tweede taal is (zoals Engels voor horenden). Dat betekent dat zij zich vaak niet zo soepel leren uitdrukken in het Nederlands als horenden, en dat ze ook moeite kunnen blijven houden met spelling en het lezen van het Nederlands. Dat is de reden dat bij schriftelijke tentamens soms zelfs een tolk Gebarentaal wordt ingeschakeld om de vragen te 'vertalen'.

Tips voor de communicatie met doven die kunnen spraakaflezen (liplezen) en zelf kunnen praten

  1. Kijk de dove aan als je met hem/haar wilt praten.
  2. Praat duidelijk, articuleer zonder te overdrijven.
  3. Praat langzaam, want de dove moet van je mond aflezen wat je zegt. Let erop dat je geen kopje of hand voor je mond houdt terwijl je spreekt.
  4. Schreeuw niet, want dat helpt niet.
  5. Wees duidelijk en direct, vertel wat je wilt zeggen zonder veel omhaal, zonder veel bijzinnen en omwegen.
  6. Spring niet van de hak op de tak, want dan moet de dove te snel overschakelen.
  7. Word niet boos of verlegen wanneer de iemand je niet onmiddellijk begrijpt. Herhaal dan nog eens wat je hebt gezegd, of zeg het met andere woorden.
  8. Schrijf woorden die niet of moeilijk te raden zijn, even op. Namen en adressen zijn heel moeilijk af te lezen, en getallen ook.
  9. Zeg niet: "Oh, dat is niet belangrijk!", of "Oh, dat vertel ik je straks wel." Als je dat doet, beslis jij wat de dove wel of niet moet weten. Een dove wil zelf graag beoordelen of iets wel of niet belangrijk is.
  10. Een dove kan de sterkte van zijn eigen stem niet afstemmen op het omgevingsgeluid. Vraag hem of haar wat harder of zachter te praten als dat nodig is.
  11. Gun iemand af en toe een rustpauze. In een gesprek, in een discussie. Maar zeker bij ruzies of onenigheid. Een dove kan zo moe worden van de communicatie dat hij of zij niet meer kan opnemen wat er gezegd wordt.

(Bron: Communicatietips van de Stichting Plotsdoven)

Communicatiehulpmiddelen

Er zijn verschillende manieren waarop doven onderling en/of met horenden kunnen communiceren.

  1. Nederlandse Gebarentaal. Een volledige, natuurlijke taal in gebaren, gebruikt door doven onderling en door tolken Gebarentaal.
  2. Nederlands met gebaren. Hierbij spreekt iemand Nederlands (vaak duidelijk gearticuleerd, zodat spraakaflezen mogelijk is) en ondersteunt zijn zinnen daarbij met een aantal gebaren om de belangrijkste punten van zijn verhaal duidelijk te maken. Dit is een eenvoudiger vorm van Gebarentaal, en gemakkelijker door de omgeving van een dove (ouders, vrienden) aan te leren.
  3. Lettergebaren. Voor elke afzonderlijke letter bestaat een gebaar. Dat kan handig zijn om vreemde woorden, namen en nieuwe begrippen te spellen.
  4. Spraakaflezen (liplezen). Veel doven (vooral de mensen die pas later doof zijn geworden) kunnen spraakaflezen oftewel liplezen. Het vereist wel dat degene die spreekt duidelijk articuleert en goed zichtbaar is.
  5. Pen en papier. Pen en papier (of computer) zijn eenvoudige (maar langzame) hulpmiddelen om als horende met een dove te communiceren.

Telefoneren en alternatieven

  1. Voorheen was de teksttelefoon het handigste hulpmiddel om te communiceren. Een teksttelefoon is een telefoon die getypte berichten ontvangt en verzendt. Met een teksttelefoon kun je alleen naar andere teksttelefoons bellen.
  2. Communiceren met een horende met een gewone telefoon kan via een telefoontolk. De telefoontolk typt (snel en letterlijk) wat aan de andere kant van de lijn wordt gezegd en dat verschijnt op het beeldscherm van de teksttelefoon. De dove zelf kan gewoon terugpraten.
  3. Inmiddels zijn e-mail, chat en sms het handigst en snelst om mee te communiceren. Vrijwel iedereen beschikt erover, zodat er niet meer gepraat hoeft te worden via een telefoontolk.

Communiceren via een tolk Gebarentaal

Een dove mag 30 uur per jaar vergoed gebruik maken van een doventolk voor privésituaties, bijvoorbeeld voor bezoeken aan de huisarts, notaris, ouderavonden, trouwerij, begrafenis, etc. Die tolk regelt een dove zelf en hij krijgt daarvoor een vergoeding. Ook voor school en werk heeft een dove recht op ondersteuning door een tolk. Bij regulier onderwijs voor de volledige honderd procent van de onderwijsactiviteiten, voor werk voor 15% van de werktijd. Informatie over regelingen rondom tolken en tips zijn te vinden bij Tolkcontact.

Als docent of collega op het werk moet je soms wennen aan de aanwezigheid van een tolk. Waar moet je op letten als er tolk aanwezig is?

  1. Docenten, collega's of andere betrokkenen zijn soms beledigd dat een dove de ondersteuning van een tolk Gebarentaal inschakelt. Ze denken: ik kom er toch zelf wel goed uit met de dove? Realiseer je dat een tolk alles wat jij zegt (met alle nuances en bedoelingen) kan overbrengen aan de dove. Juist die nuances en precisie gaan verloren in goedbedoelde pogingen van gewone sprekers om zich aan een dove verstaanbaar te maken.
  2. Zet een dove en de tolk niet een apart hoekje van de ruimte, onder het mom dat de horenden dan minder afgeleid worden. De communicatie verloopt het best als de tolk in de buurt van de spreker zit en de dove de tolk steeds kan zien. Zorg er als docent of spreker voor dat je niet door de zichtlijn heen loopt.
  3. Gebruik je een projectiescherm of schoolbord, plaats dan de tolk ergens tussen het scherm of bord en de dove, en zorg dat beiden jou als spreker kunnen zien.
  4. In het begin moet je eraan wennen dat de dove steeds naar de tolk kijkt, ook als jij tegen de dove praat. Dat is een communicatieve noodzaak, geen teken van onbeleefdheid of desinteresse.
  5. Schemerduister en tolken gaat niet samen. Zorg voor voldoende licht rondom de tolk, zodat die zichtbaar is (geen spot waar de tolk urenlang in moet kijken!).
  6. Een tolk heeft een stoel zonder armleuningen nodig.
  7. Het is uiterst verwarrend als iemand een gesprek begint te voeren met een tolk terwijl die aan het tolken is. De dove kan niet weten dat er een ander gesprek gaande is en wordt op het verkeerde been gezet. Bovendien heeft de tolk zijn of haar handen al vol aan het tolkenwerk.
  8. Een tolk zal bij aanvang altijd even een introductie over de gang van zaken geven. Stel gerust vragen als je twijfelt over hoe dingen verlopen met een tolk erbij.
  9. Sommige docenten voelen zich op de vingers gekeken omdat een tolk de hele dag door aanwezig is in de klas. Dat is niet nodig. De tolk is er voor de dove, niet om het reilen en zeilen in de klas te beoordelen.

Aanpassingen op school en universiteit

Een dove of slechthorende heeft meestal een aantal voorzieningen nodig om in een horende omgeving te kunnen functioneren. Het is afhankelijk van de mate van slechthorendheid, en ook op welke leeftijd iemand doof is geworden. De taalontwikkeling en communicatiemogelijkheden van doofgeborenen zijn anders dan van mensen die laat doof zijn geworden.

Technische voorzieningen en aanpassingen in onderwijsruimtes

  1. Infrarood geluidsversterking
  2. Ringleiding
  3. Zichtbaar brandalarm
  4. Teksttelefoon/computer met internetverbinding
  5. Stopcontact voor laptopaansluiting in onderwijszalen
  6. Goede verlichting zodat spraakaflezen mogelijk is

Menselijke hulpbronnen

  1. Een dove of zeer slechthorende heeft bij opleidingen van een reguliere onderwijsinstelling recht op ondersteuning van een tolk Gebarentaal.
  2. Iemand die notities maakt tijdens lessen kan erg handig zijn. Een klasgenoot of medestudent volstaat vaak, maar soms wordt een buitenstaander ingehuurd. Er bestaat een opleiding tot schrijftolk, waarin mensen worden opgeleid om doven uiterst efficiënt met geschreven tekst te ondersteunen. Een schrijftolk is vooral handig voor mensen die later doof zijn geworden en de Gebarentaal niet (voldoende) beheersen.

Tips voor docenten

  1. Overleg vooraf over welke mogelijkheden de dove of slechthorende beschikt en wat hij/zij nodig heeft.
  2. Verzorg schriftelijke toelichtingen bij mondelinge presentaties, of verschaf de tekst van lezingen/colleges aan de dove.
  3. Herhaal nieuwe of belangrijke termen en schrijf ze op het bord.
  4. Ondersteun het verhaal met schriftelijk materiaal (sheets, aantekeningen op het bord of overhead, Powerpoint-presentaties).
  5. Neem lessen of speciale instructies op video op en laat deze ondertitelen. Bewaar de video voor eventuele volgende gelegenheden.
  6. Geef opdrachten per e-mail.
  7. Zorg dat je gezicht steeds zichtbaar is (niet praten met je rug naar het bord).
  8. Spring niet van de hak op de tak, maar geef een verandering van onderwerp duidelijk aan.
  9. Geef de dove zelfstudiemogelijkheden en literatuurlijsten.
  10. Laat studenten bij groepswerk een communicatiemap of elektronisch afsprakendocument bijhouden, zodat de dove op de hoogte kan blijven van afspraken, ontwikkelingen en voortgang. Veel van dit soort communicatie vindt vaak in de wandelgangen plaats, waardoor de dove essentiële informatie mist.
  11. Geef de dove eventueel alternatieve opdrachten voor groepsopdrachten.
  12. Doven hebben minder 'toevallige' kennis van de wereld. Houd daar rekening mee bij opdrachten en toetsen.

Bron: Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO)

Aanpassingen op het werk

  1. Teksttelefoon voor communicatie naar buiten die niet per computer gaat.
  2. Zichtbaar brandalarm.
  3. Ringleiding of infraroodinstallatie in vergaderruimtes.
  4. Zichtbaar oproepsysteem (bijvoorbeeld bij afhalen boeken uit een magazijn bij een bibliotheek).
  5. Doven hebben recht op een tolk Gebarentaal voor 15% van de werktijd. Deze uren zijn bijvoorbeeld te gebruiken bij vergaderingen, functioneringsgesprekken, personeelsuitjes, bijscholingen, etc.
  6. Plaats in elk nummer van personeelsblad of op het intranet een paar gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal. Of volg met de afdeling een korte cursus Gebarentaal.
  7. Wees alert op informatie in de wandelgangen en breng die over aan de dove.

Tips voor familie en vrienden

  1. "Dat doe ik wel even" is vaak de reactie als een dove iets moet ondernemen dat meer tijd of moeite kost dan voor een horende. Bijvoorbeeld een telefonische afspraak maken voor het een of ander, of om een boodschap naar een winkel gaan. Met als gevolg dat de dove zich minder zelfstandig voelt dan hij is (of in het geval van een jongere minder zelfstandigheid ontwikkelt). Laat de dove de dingen op zijn eigen manier, met zijn eigen middelen, zoals dat voor hem mogelijk is.
  2. Betrek doven en slechthorenden actief bij het gesprek en let op of ze het gesprek kunnen blijven volgen. Soms ontgaat hen waar het gesprek over gaat, vooral als er veel impliciete boodschappen over tafel gaan.
  3. Doven krijgen nogal een te maken met lage verwachtingen vanuit de omgeving. Dat is jammer. Ze hebben het recht op hun capaciteiten en mens zijn als geheel te worden aangesproken.
  4. Naaste familie zal vaak wel Gebarentaal leren, maar voor verdere familie en vrienden is dit een grote opgave. Maar ondersteunende gebaren leren kost veel minder moeite en maakt de communicatie met een dove gemakkelijker en prettiger.

Tips voor sportverenigingen, culturele centra en hobbyclubs

Zorg ervoor dat een dove of slechthorende een plaats kan krijgen binnen de club of vereniging. De drempel om in een club of vereniging van horenden deel te nemen is hoog. Daarvoor is vaak enige inventiviteit en vooral ook oplettendheid van de kant van de horenden nodig.

  1. Doven die kunnen liplezen (oftewel 'spraakafzien') kunnen opdrachten goed begrijpen, mits de docent of trainer zichtbaar is en duidelijk articuleert.
  2. Leg opdrachten niet alleen in woorden uit, maar doe ze ook voor.
  3. Een bord met een krijtje in een sportzaal of een blocnootje met een pen kan wonderen doen tijdens een training of oefening, om zo de opdrachten over te brengen.
  4. De sport- of hobbyactiviteit zelf vormt meestal niet het probleem, maar juist de pauzes en de sociale interactie eromheen. Het is goed als de groep zich daar bewust van is en moeite doet om de dove te betrekken bij het sociale gebeuren.
  5. Plaats in elk nummer van de nieuwsbrief of het clubblad een paar gebaren uit de Nederlandse Gebarentaal. Of volg met het team of de groep een korte cursus Gebarentaal.
  6. Organiseer je een groot evenement waarbij je verwacht dat er doven aanwezig zullen zijn, overweeg dan een tolk Gebarentaal in te schakelen.
  7. De dovenwereld is klein, dus iedereen kent iedereen. Dat betekent veel onderling contact en dus ook mond-tot-mondreclame (of in dit geval misschien beter gezegd: hand-tot-handreclame). Als jouw club of vereniging goed met doven weet om te gaan, dan is de kans groot dat je na verloop van tijd meer dove leden zult mogen verwelkomen.

Meer informatie

  1. Het bureau GGMD, dat dienstverlening geeft aan doven en slechthorenden, verzorgt een cursus Omgaan met auditief beperkten voor horenden die in hun directe omgeving te maken hebben met een dove of slechthorende. Ook verzorgen zij gebarencursussen. Verder geven zij informatie aan werkgevers over het in dienst nemen (en houden) van dove of slechthorende medewerkers.
  2. Wezodo biedt cursussen Nederlandse Gebarentaal.
  3. De website van de Federatie van ouders van dove kinderen bevat informatie over uiteenlopende thema's die een rol spelen in de opvoeding van dove kinderen.
  4. Lezenswaardig boekje: Oog voor de dove puber. Informatie van ouders voor ouders, van Annelies van Lonkhuyzen. Uitgegeven door Fodok, 2002.
  5. Leerzame websites over doofheid en slechthorendheid in de webgids van Leren.nl.

Volgende pagina: Omgaan met slechtzienden en blinden


Bron: www.leren.nl/cursus/sociale-vaardigheden/bijzondere-mensen/slechthorenden-en-doven.html

Copyright © 1999-2024 Applinet
Alle rechten voorbehouden
Colofon