Home
 
Cursussen /rubriek/
streepjes

Leren > Cursus > Sociale vaardigheden > Overtuigen en beïnvloeden > Bekrachtigingstheorie

Bekrachtigingstheorie . . . Voor mij?

Overtuigen en beïnvloeden

Dit is een theorie over beïnvloeding die ongeveer iedereen kent. En als je slechts één benadering kent, dan is het waarschijnlijk deze. Hij werkt in allerlei situaties, is makkelijk toepasbaar en heeft slechts een paar basisideeën. In feite komt de bekrachtigingstheorie (in het Engels: reinforcement theory) op één ding neer: consequenties beïnvloeden gedrag.

Denk hier even over na. Consequenties beïnvloeden gedrag. Het betekent dat mensen iets doen omdat ze weten dat er andere dingen op zullen volgen. Afhankelijk van de soort consequentie die volgt, zullen mensen bepaald gedrag vertonen en ander gedrag vermijden. Heel simpel. Heel realistisch ook. De bekrachtigingstheorie (consequenties beïnvloeden gedrag) klinkt zinnig.

Principes van bekrachtiging

Er zijn drie basisprincipes in deze theorie. Dit zijn de consequentieregels. De drie regels beschrijven de logische effecten die normaliter optreden na de consequenties.

  1. Consequenties die een beloning geven bevorderen gedrag.
  2. Consequenties die straf geven verminderen een gedrag.
  3. Consequenties die noch beloning noch straf geven voor een gedrag heffen bepaald gedrag op.

Deze regels geven een uitstekende blauwdruk voor beïnvloeding. Als je een gedrag wilt bevorderen (het frequenter, intensiever of waarschijnlijker maken), geef dan, als het gedrag wordt vertoond, een beloning. Als je bepaald gedrag wilt verminderen (het minder frequent, intensief of waarschijnlijk maken), geef dan, als het gedrag wordt vertoond, een straf. Ten slotte, als je bepaald gedrag wilt opheffen (uit het gedragsrepertoire doen verdwijnen, laten ophouden), geef dan als het gedrag zich voordoet geen consequentie (negeer het gedrag).

Nu wordt de grote vraag: "Wat is een beloning?" of "Wat is een straf?". Het antwoord is gemakkelijk.

Wat is een beloning? Alles wat bepaald gedrag bevordert.

Wat is een strafmaatregel? Alles wat bepaald gedrag vermindert.

Nou, is dat een cirkelredenering of niet? Beloningen bevorderen bepaald gedrag en alles wat bepaald gedrag bevordert is een beloning. Wat is hier aan de hand?

Wat er gaande is, is het volgende: de bekrachtigingstheorie is een functionele theorie. Dat betekent dat alle onderdelen gedefinieerd worden door hun functies (hoe ze werken) in plaats van door hun structuur (hoe ze eruitzien). Daarom is er geen consequentiehandleiding waarin een docent het hoofdstuk "Beloningen voor jongens uit groep vijf" kan opslaan en een lange lijst kan aantreffen van dingen die hij als beloningsconsequenties kan gebruiken. Denk hier even over na.

Veel kinderen vinden zoetigheid een beloning. Als ze vijf minuten rustig op een stoel zitten en je geeft ze allemaal een snoepje, dan zullen die kinderen stil leren zitten. Het snoepje (beloning) wordt dan gebruikt om het gedrag van rustig zitten te bevorderen. Zo, dus nu hebben we een beloning ontdekt die we in de consequentiehandleiding kunnen zetten, niet?

Als dan de volgende keer je partner de middag spendeert aan het schoonmaken van een smerige hoek in de kelder is alles wat je hoeft te doen hem of haar een koekje te geven en volgende week staat je partner dan in de badkamer het bad te boenen, is het niet? Nee, natuurlijk niet.

Snoepgoed functioneert als een beloning in bepaalde omstandigheden, maar zoetigheid heeft geen effect in andere situaties. (Als er een consequentiehandleiding zou bestaan, dan zou de schooldirectie de docenten betalen in smiley-stickers in plaats van geld, denk je niet?)

De functionele aard van de bekrachtigingstheorie is belangrijk om te begrijpen. Het verklaart waarom de theorie soms niet correct lijkt te zijn. Een voorbeeld. Als Sandra Braafkind de les verstoort, dan legt juffrouw Kracht de les stil, zegt tegen Sandra dat ze een stout kind is omdat ze Regel 24 heeft geschonden, en nu de klas uit moet naar het hoofd. Au. Dat doet Sandra Braafkind pijn. En juffrouw Kracht weet dat als Sandra terugkomt, ze de les niet meer zal verstoren. Juffrouw Kracht gaat dan naar de docentenkamer en zingt een lofzang op deze geweldige theorie.

Nou, de andere kinderen hebben deze gebeurtenis eens met interesse aangekeken. En als Slechte Sam de les verstoort, legt juffrouw Kracht de les stil, zegt tegen Slechte Sam dat hij een stoute jongen is omdat hij Regel 24 heeft gebroken en nu de klas moet verlaten en naar het hoofd moet. Au! Dat doet Slechte Sam pijn. En juffrouw Kracht weet dat als Sam terugkomt, hij de les niet meer zal verstoren, omdat hij die vreselijke straf wil vermijden.

We weten allemaal wat er nu gaat gebeuren. Slechte Sam komt terug de klas in, verstoort onmiddellijk de les, juffrouw Kracht dreigt met straf en Slechte Sam gaat door met storen, dus hij moet de klas uit. Juffrouw Kracht is op dat moment totaal in verwarring. Ze gaat naar de docentenkamer en doet luid haar beklag over die waardeloze bekrachtigingstheorie.

Om te weten of je een beloning te pakken heb, moet je het effect ervan bestuderen. Als de consequentie het gedrag bevordert dat je wilt bevorderen, voilà, dan heb je een beloning. Als de consequentie het gedrag vermindert dat je wilt verminderen, dan heb je een straf te pakken. De meeste docenten hebben de ongelukkige ervaring van juffrouw Kracht. Ze hebben volhard in het geven van een straf, en zie, het kind blijft het slechte ding doen. Als het gedrag niet vermindert of verbetert op de manier zoals jij het wilt, dan moet je de straffen en beloningen nog eens onder de loep nemen.

Een korte samenvatting. Het belangrijkste punt van deze theorie is dat consequenties gedrag beïnvloeden. Beloningen bevorderen gedrag. Straffen verminderen gedag. Geen consequenties doen gedrag uitdoven. En tot slot: een consequentie is herkenbaar aan zijn functie (hoe hij werkt).

In de volgende paragraaf bekijken we hoe we de regels kunnen uitvoeren. Je leert hoe je de regels moet toepassen.

Hoe bekrachtiging werkt

De consequentieregels worden toegepast in een reeks van drie stappen die het proces van bekrachtiging definieert. We noemen deze drie stappen 'Als-Doe-Ondervind':

Stap 1: Als in een bepaalde situatie,
Stap 2: Doe bepaald gedrag,
Stap 3: Ondervind een consequentie.

Volgens de bekrachtigingstheorie leren mensen meerdere dingen tijdens het proces van bekrachtiging. Eerst leren ze dat bepaald gedrag (Stap 2: Doe) tot consequenties leidt (Stap 3: Ondervind). Dit is de meest duidelijke toepassing van de consequentieregels. Een leerling realiseert zich dat als ze een opdracht goed doet (Doe), ze als beloning een mooie sticker krijgt (Ondervind). Een andere leerling ontdekt dat als hij een brutale mond opzet (Doe), hij de straf krijgt van een kortere pauze (Ondervind).

Maar als tweede - even belangrijk - leren mensen dat de opeenvolging Doe-Ondervind alleen in bepaalde situaties werkt (Stap 1: Als). Een meisje zal bijvoorbeeld ontdekken dat als ze met haar ouders is (Als) en ze krijgt een driftbui (Doe), ze hen van hun stuk brengt en haar ouders haar beloningen geven, zoals aandacht, speelgoed, snoep of wat dan ook (Ondervind). Als dit kind naar school gaat en deze truc uitprobeert, dan is ze hevig teleurgesteld als de onderwijzer een straf geeft in plaats van een beloning. Ze leert snel dat Driftbui ---> Beloning alleen werkt Als ze bij mammie en pappie is.

Dit is simpel. Als in een bepaalde situatie, Doe bepaald gedrag, Ondervind een consequentie. En er zijn slechts drie consequenties: Beloning, Straf en Negeren. Laten we naar een paar voorbeelden uit de praktijk kijken.

Veelvoorkomende gevallen van bekrachtiging

Een van de beste voorbeelden van bekrachtiging die ik ooit gehoord heb, kwam van een assistent-voetbaltrainer. Een beetje achtergrond: sommige voetballers hebben moeite om op de trainingen te verschijnen. Als dit gebeurt wil de trainer de spelers straffen zodat ze op tijd zullen komen. Wat te doen?

Het standaardantwoord is extra opdrachten. Aan het eind van de training wijzen de trainers de spelers die te laat waren aan en laten ze extra rondjes lopen of nog wat opdrukken. Klopt hè? (Als in dit team, Doe het gedrag van te laat komen, Ondervind dat je extra rondjes moet lopen).

Maar deze trainer had een beter idee. Aan het eind van de training riep hij iedereen bij elkaar, wees de spelers aan die te laat waren en het begin van de training hadden gemist. Vervolgens liet hij de rest van het team extra rondjes rennen terwijl de laatkomers aan de kant zaten en toekeken. De trainer beweerde dat dit slechts één keer per jaar nodig was. En ik geloof hem.

Een mooi verhaal

Een onderwijzeres ontwikkelde een uitstekend en vermeldenswaardig bekrachtigingsysteem. Tijdens een rekenproefwerk liep ze rustig door de klas en observeerde ze de kinderen grondig. Als ze zag dat een kind een probleem had, ging ze ernaartoe en bekeek het proefwerk, om te zien of er fouten waren. Als ze een fout zag, nam ze rustig haar potlood, wees de fout aan, zodat het kind wist waar de fout zat. Vervolgens sloeg de onderwijzeres met het potlood op de neus van het kind. (Als je een proefwerk maakt, Doe iets fout, en Ondervind een tik op je neus.)

Dit is ontegenzeggelijk een uitstekende toepassing van de bekrachtigingstheorie en ik zou een 10 hebben gegeven voor juistheid en een 1 voor effectiviteit.

De beperkingen van bekrachtiging

Hoewel bekrachtiging een machtig beïnvloedingsmiddel is, heeft hij een aantal serieuze beperkingen. Om hem effectief te gebruiken moet je je bewust zijn van deze problemen bij het toepassen ervan.

1. Het is moeilijk te bepalen wat beloningen en straffen zijn. Zoals we eerder in dit hoofdstuk opmerkten, worden bekrachtigingsmiddelen herkend aan hun functie. Daarom is er geen kant-en-klare lijst van straffen en beloningen. Snoep bevordert de medewerking van leerlingen, maar het heeft geen waarde als loon voor een fabrieksarbeider. Je moet je leerlingen dus nauwkeurig observeren om de dingen te ontdekken die ze het meest belonend of straffend vinden (zie het voorbeeld van de trainer hiervoor).

En als je dan dingen hebt gevonden die goed werken, dan ben je misschien teleurgesteld als je ontdekt dat ze hun waarde na een tijdje verliezen. Als leerlingen gewend raken aan het ontvangen van een bepaalde beloning (bijvoorbeeld snoep of plakkertjes), dan gaat dat na een tijdje misschien vervelen. Dit is misschien wel het moeilijkst voor iedere docent. Een goede beloning of straf vinden vergt een hoge mate van ervaring en inzicht.

2. Je moet controle hebben over alle bekrachtigingsbronnen. Docenten moeten vaak concurreren met de medeleerlingen. Groepsgenoten vormen een extreem belangrijke bekrachtigingsbron, die soms groter is dan welke beloning of straf een docent dan ook kan geven. De ouders en familie van een kind zijn weer andere bekrachtigingsbronnen. Docenten denken soms dat hun toepassingen van bekrachtiging falen omdat ze niet de 'goede' beloning of straf gebruiken. Maar het probleem kan liggen in het feit dat de leerling de bekrachtigingsmiddelen van de groep liever wil of meer nodig heeft dan die de docent geeft.

3. Het kan moeilijk zijn interne veranderingen teweeg te brengen. Een neveneffect van de bekrachtigingstheorie is dat kinderen leren alleen het gewenste gedrag te vertonen als de beloning beschikbaar is. Als de beloning er niet is, dan zal het kind niet meewerken, zijn best doen, de aandacht erbij houden of vriendelijk zijn. Het kind wordt net als een goedgetrainde aap die zijn kunstje doet en zijn hand ophoudt voor een banaan. Het kind heeft het gedrag niet geïnternaliseerd, maar heeft het volledige proces nodig (Als-Doe-Ondervind). Dat betekent dat de docent altijd rond moet rennen om de juiste consequenties voor het gewenste gedrag op het juiste moment uit te delen. In zulke situaties kun je je afvragen wie er getraind wordt, de docent of de leerling.

Je moet je ook realiseren dat bekrachtiging het best werkt met heuristische denkers ("Als ik een beloning krijg, dan doe ik iets goed. Als ik een straf krijg, dan doe ik iets verkeerd"). Er is geen systematisch denken voor nodig. Zoals we zagen in het hoofdstuk over de tweevoudige procesverwerking, is beïnvloeding van mensen die heuristisch denken vaak van korte duur en doorgaans afhankelijk van de situatie. De beïnvloeding duurt slechts zo lang als het niet-inhoudelijke kenmerk (de cue) aanwezig is (in dit geval de straf of de beloning). Dit betekent simpelweg dat je een constante dosis bekrachtiging moet toedienen om het gedrag te houden dat te wilt.

4. Het is moeilijk goed te straffen. Straffen is een heel krachtige consequentie voor alle levende wezens. Of het nu gaat om een aap, een duif, een kind of een volwassene, straffen kunnen extreem snelle, sterke en noemenswaardige veranderingen teweegbrengen. Het probleem is dat effectieve straffen aan bepaalde eisen moeten voldoen. Onderzoek toont duidelijk aan dat straf 1) onmiddellijk (nu meteen!), 2) intens (de grootst mogelijke stok), 3) onvermijdelijk (er is geen ontkomen aan) en 4) consistent (altijd) moet zijn. Als je de straf niet onder deze voorwaarden kunt uitvoeren, dan zal de straf waarschijnlijk falen.

De beste straf ziet er dus als volgt uit. Een kind doet iets slechts, en dan: het kind wordt onmiddellijk in een duistere kamer gezet vol slangen en insecten en sliertige planten, terwijl rare enge stemmen krijsen: "Niet dat slechte doen, niet dat slechte doen." En zodra het kind dat slechte niet meer doet, kleng, dan is het kind terug in de klas, veilig en wel.

Dit voorbeeld is natuurlijk overdreven, maar je begrijpt waar het om gaat. We weten dat de meeste schoolhoofden en directies en alle ouders tegen deze vorm van straf zijn. Een van de meest krachtige aspecten van bekrachtiging is zo aan de docent ontnomen. Toch volharden sommige docenten in het gebruik van afgezwakte vormen van straf, vaak met onsuccesvol en frustrerend resultaat.

5. Leerlingen kunnen docenten die straffen gaan haten. Straf is per definitie een onsympathieke, pijnlijke consequentie. Mensen ervaren hele negatieve emoties als ze gestraft worden. En zoals we leerden in het hoofdstuk over klassieke conditionering, is het heel gemakkelijk om emoties te conditioneren. Daarom zullen leerlingen misschien boos, angstig of hulpeloos worden als de docent straf toepast, en ze zullen dan deze negatieve gevoelens relateren of verbinden aan de bron van de straf, de docent.

Dat is geen goede zaak. Als docent wil je beïnvloedingsmiddelen gebruiken om belangrijke leerdoelen te bereiken. Als het beïnvloedingsmiddel een negatief gevoel voor de docent oplevert, dan schiet deze zijn doel voorbij. Natuurlijk, de straf zorgt voor het bereiken van één doel, maar tegelijkertijd maakt de straf het moeilijker om andere doelen te bereiken.

6. Het is makkelijk om het gedrag van één duif te bekrachtigen, maar een hele zwerm?De bekrachtigingstheorie is het meest uitgebreid getest op dieren, vooral duiven. Dat onderzoek met duiven heeft uitstekende resultaten opgeleverd. Het probleem voor docenten is het volgende: de onderzoekers pasten bekrachtigingsprincipes toe op één duif tegelijk. Docenten onderwijzen een hele groep. Alleen al de grootte van een klas brengt een grote moeilijkheid met zich mee in de juiste toepassing van de bekrachtigingstheorie.

Bekrachtiging met succes gebruiken

Dit model is simpel en breed toepasbaar. Het is waarschijnlijk ook het enige beïnvloedingsmiddel dat iedere docent kent. Gegeven de beperkingen van de bekrachtigingstheorie moet je je realiseren dat het geen Zwitsers zakmes voor overtuiging is dat handig gebruikt kan worden op ieder moment, overal, voor iedereen. Ik ben er eigenlijk van overtuigd dat docenten het te vaak gebruiken en vaak in de verkeerde omstandigheden. Maar begrijp goed dat de bekrachtigingstheorie uitstekend werkt als hij op de juiste manier wordt toegepast. In de juiste omstandigheden zullen apen en duiven, jongens en meisjes, mannen en vrouwen sterk worden beïnvloed door een verstandig gebruik van bekrachtigingsprincipes.

Wat zijn de juiste omstandigheden? Hier is de opsomming:

1. De bron is goed ingewijd in de theorie en praktijk van bekrachtiging.

2. De bron heeft een volledige controle over alle ter zake doende bekrachtigingsmiddelen voor alle ontvangers.

3. De bron heeft volledige controle over elke ontvanger (dat wil zeggen wat de ontvanger doet, wanneer de ontvanger het doet, welke andere ontvangers zich in de situatie bevinden).

4. De bron heeft een gedetailleerd en samenhangend bekrachtigingsplan.

5. De bekrachtigingsmiddelen worden altijd toegepast onder dezelfde voorwaarden op iedere aparte ontvanger.

De toepassing van bekrachtiging zal mislukken, naarmate je meer van deze algemene regels afwijkt. Het is ook belangrijk je te realiseren dat deze mislukking de theorie niet tot een mislukking maakt, maar alleen maar aangeeft hoe moeilijk het is om de theorie in de klas toe te passen.

Referenties en aanbevolen literatuur

Hill, W. (1985). Learning: A survey of psychological interpretations. (4th. Ed.). New York: Harper and Row.

Skinner, B. (1953). Science and human behavior. New York: MacMillan.

Skinner, B. (1968). The technology of teaching. New York: Appleton-Crofts.

Volgende pagina: De theorie van model-leren ... Aapje zien, aapje doen

Copyright © 1996 Originele tekst: Steve Booth-Butterfield. Copyright © 2004 Nederlandse vertaling: Ysolde Bentvelsen.


Bron: www.leren.nl/cursus/sociale-vaardigheden/overtuigen-beinvloeden/bekrachtigingstheorie.html

Copyright © 1999-2024 Applinet
Alle rechten voorbehouden
Colofon